Algerijnse politicus reikt "valse hand" uit naar Marokko

Abdelkader Bengrina, voorzitter van de politieke partij Mouvement El Bina, verklaarde dit in een toespraak op de Oost-West-snelweg, die Algerije van de Tunesische tot de Marokkaanse grens doorkruist. Hij benadrukte dat Algerije nooit "terrorisme heeft geëxporteerd" naar Marokko, geen "terroristen die veiligheidsproblemen in Marokko hebben veroorzaakt" heeft gehuisvest en nooit "drugs" naar het buurland heeft uitgevoerd.

Lees ook: Marokkaanse politicus beledigt Algerijnse president

Bengrina stelde dat zijn land nooit "expansionistische doeleinden op Marokkaanse grondgebied" heeft gehad en nooit "de geschiedenis heeft aangehaald om een ​​deel van het Marokkaanse grondgebied te claimen."

"We hebben nooit benzine, diesel of iets anders uit Marokko gehaald, we hebben de supermarkten van onze Marokkaanse broeders nooit leeggehaald van hun voedselproducten, zoals suiker en olie. Jullie hebben van Algerije alleen maar goed ontvangen," vervolgde de politicus. Hij verzekerde dat "we een vredesstaat zijn, we willen niemand kwaad doen, maar degene die ons aanvalt, zal verliezen."

Met betrekking tot de normalisatie van de betrekkingen tussen Marokko en Israël, zei de leider van de El Bina-beweging dat de hand van Algerije "wordt uitgestoken naar het Marokkaanse volk, niet naar de zionistische elite die de hand van de zionisten heeft geschud." Hij verwees hiermee naar de bedreigingen die Yaïr Lapid, toenmalig Israëlisch minister van Buitenlandse Zaken, in de zomer van 2021 vanuit Marokko aan het adres van Algerije uitte, en naar de defensieovereenkomsten tussen beide landen. De politicus hekelde ook de recente beslissing om "een Marokkaans-zionistisch spionagecentrum in Oujda, vlakbij de Algerijnse grens, te bouwen om Algerije en het hele Afrikaanse continent te bespioneren."

Lees ook: Sahara: Algerije spelbreker bij VN

Bengrina riep het "vrije volk" van Marokko dat "Algerije liefheeft" op om zijn regering te laten "vrezen voor God" en te "stoppen met de bedreigingen tegen Algerije." Hij besloot zijn toespraak met: "Algerije heeft Marokko nooit bedreigd, niet uit angst, maar omdat het de Marokkanen als zijn broeders beschouwt. Als Algerije haar wapen richt, is dat op de vijand, niet op de broeders."